Het kanaal en de molens

Kanaal Apeldoorn-Hattem

Vanaf de 16e eeuw vond op de Oost-Veluwe via het beekje de Grift al enige scheepvaart plaats, maar de vele watermolens en de lage bruggen belemmerden een vlotte doorvaart van de platbodems die hout, steen en graan vervoerden. Reeds in 1619 werd een plan gemaakt om de Grift beter bevaarbaar te maken, maar de plannen werden niet uitgevoerd.
Ook in de Franse tijd, onder koning Lodewijk-Napoleon, herleefden de plannen voor het beter bevaarbaar maken van de Grift, maar verder dan een kostenberekening en wat opmetingen kwam het niet.

Met de komst van koning Willem I (1772-1843), ook wel de kanalen-koning of de koopman-koning genoemd, werden de plannen weer nieuw leven ingeblazen. Er moest een vaarweg komen van Apeldoorn naar de IJssel bij Hattem. De eigenaren van de vele watermolens op de Grift wilden echter niet meewerken en dus werd er een plan ontworpen voor een geheel nieuw kanaal, vrijwel parallel met de Grift. Hendrik Jan Lijsen, een beambte van paleis Het Loo, was de bouwmeester van het kanaal.

“Maar ook zal het bevaarbaar maken van het riviertje Uwer Majesteits Domeinen considerabel voordelig zijn, daar tog het moeijlijke van het transport van het hout uit de Soerensche bosschen wegens derzelver verren afstand van de zee en rivier de waarde van het hout niet weinig verminderd…”
Met deze zinsnede bepleitte in 1808 de Baljuw van de Neder-Veluwe, E.A. Daendels, het bevaarbaar maken van de Grift bij Koning Lodewijk Napoleon. 

In 1825 werd in Apeldoorn, bij de ‘steenweg’ naar Deventer, de eerste spade in de grond gestoken voor het omvangrijke karwei. Schop en kruiwagen waren nog favoriet bij het graven van het 32 km lange traject van de dorpskern van Apeldoorn tot de uitmonding in de IJssel bij Hattem. In Apeldoorn werd een kleine haven aangelegd.
De officiële opening vond plaats op maandag 13 april 1829. De kosten van aanleg bedroegen ongeveer 300.000 gulden en waren voor het grootste gedeelte gefinancierd door de koning zelf. 

De nieuwe vaarweg kreeg als naam Griftkanaal. De kanaalafmetingen waren bescheiden. Het kanaal had aanvankelijk een bodembreedte van 6,5 meter en een diepte van 1,60 meter. De breedte op de waterspiegel bedroeg bijna 11 meter. In het kanaal werden 5 eenvoudige houten sluizen gebouwd teneinde het hoogteverschil van 12 meter tussen Apeldoorn en Hattem te overbruggen. De sluizen waren 14 m lang en 4,50 m breed, geschikt voor schepen van 40 à 50 ton. Voor de watervoorziening werd het kanaal gevoed door Veluwse sprengen en beken.

Meteen na de opening van het kanaal werden er verschillende beurtdiensten geopend, zowel voor personen als goederen. Het vervoer van stukgoederen bleef echter sterk achter bij de verwachtingen. In de kleine Apeldoornse havenkom, benoorden de huidige Apeldoornse brug, konden dagelijks 5 schepen laden en lossen. Daarna moesten ze weer terugvaren naar Hattem.

De exploitatie van het kanaal heeft nooit gerendeerd. De houten sluizen en bruggen vergden veel onderhoud en dat werd nauwelijks goedgemaakt door de brug- en sluisgelden. In 1837 werd het beheer dan ook overgedaan aan Rijkswaterstaat, die in 1843 ook eigenaar van het kanaal werd. In 1851 kwamen er slechts 358 schepen in de Apeldoornse haven aan.

Brug Deventerstraat in de tweede helft van de jaren ‘20 van de vorige eeuw, vanaf de Gasfabriek; nog vrij uitzicht richting Zuidbroek (foto: Coda, Apeldoorn)

In jaren veertig van de 19e eeuw groeide het verlangen om de doodlopende vaarweg van Apeldoorn door te trekken naar Dieren en er een doorgaande vaarroute van de maken. Tevens verwachtte men het rendement van het kanaal hierdoor te verbeteren. Pas in 1858 kwamen de plannen tot uitvoering en begon men te graven. Bij Dieren werd – om het grote hoogteverschil met de IJssel te kunnen overbruggen – een drietraps schutsluis gebouwd – de enige die Nederland ooit gehad heeft. Deze kwam gereed in 1865. Vervolgens waren er problemen met de voeding van het kanaal. Er stond niet meer dan 70 cm water in de kanaalsleuf. Pas na het graven van de Oosterhuizerspreng en de Vrijenbergerspreng (Loenense waterval!) werd het probleem verholpen. Op 1 december 1868 kon dit 23 km lange kanaalgedeelte dan eindelijk voor de scheepvaart worden opengesteld en was geschikt voor schepen tot ca. 200 ton.

De eerste tientallen jaren voldeed het gehele kanaal aan de behoefte. Na verloop van tijd kreeg de scheepvaart echter in toenemende mate hinder van de beperkte kanaalafmetingen, vooral toen er stoomboten op het kanaal verschenen. Het eerste stoomschip op het kanaal was de ‘Apeldoorn I’ van de beurtvaartrederij Wiepking. In 1878 – bijna 50 jaar na de openstelling – begonnen er renovatiewerkzaamheden en werden de oude houten sluizen in het noordelijk kanaalgedeelte vervangen door de (huidige) gemetselde sluizen met afmetingen van 31,25 bij 6,25 meter. Tevens werd de doorvaartwijdte van de bruggen vergroot en werd het kanaal verruimd tot een bodemdiepte van 2,10 m. De verruiming werd in twee fasen uitgevoerd en was begin jaren dertig pas gereed. Na de verruiming was het hele kanaal geschikt voor schepen tot circa 200 ton. Over het 55 km lange kanaal lagen inmiddels 40 beweegbare verkeersbruggen en twee beweegbare spoorbruggen.

Ondanks alle inspanningen werd het echter al weer spoedig duidelijk, dat de waterweg nooit een rendabele zaak zou kunnen worden. Bovendien was er vanaf 1876 ook nog de concurrentie van de spoorwegen bijgekomen, met name door het lokaalspoor Dieren-Apeldoorn-Hattem, min of meer parallel aan het kanaal. Toch heeft het kanaal flink bijgedragen aan de economische ontwikkeling van met name Apeldoorn. Bovendien had het kanaal ook nog de functie van “lateraal kanaal” parallel aan de IJssel. Bij lage en hoge rivierstanden was de IJssel n.l. zeer moeilijk te bevaren wegens onvoldoende vaardiepte, respectievelijk sterke stroom. De route via het kanaal was dan, met name voor kleine schepen, ook zeer aantrekkelijk.

In 1929 werd op grootse wijze het 100-jarige bestaan van het kanaal gevierd. Van Hattem vertrok op 1 augustus het stoomschip ‘Inspecteur Rose’ met aan boord talrijke hoogwaardigheidsbekleders voor een vaartocht naar Apeldoorn.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog hebben vooral de bruggen het zwaar te verduren gehad. Vriend en vijand hebben het kanaal beurtelings voor hun verdediging benut, waarbij veel schade is aangericht. Op 10 mei 1940 zijn alle toen aanwezige 42 beweegbare bruggen door het Nederlandse leger opgeblazen, met blijkbaar als enige doel de vijandelijke acties te vertragen. Tijdens de oorlog werden de meeste bruggen hersteld of vernieuwd. In april 1945 werden de bruggen nogmaals vernield, nu door de terugtrekkende Duitse troepen. Ook de sluizen in Hattem en Dieren liepen aanzienlijke schade op, terwijl in het kanaal tientallen schepen tot zinken waren gebracht. Met man en macht werd gewerkt om de schade te herstellen. Begin 1946 was het gehele kanaal weer voor de scheepvaart beschikbaar.

De Apeldoornse Sluis met fietsbrug, gerenoveerd in 2007 (foto: Apdency)

Na de Tweede Wereldoorlog kwam de klad in de beurtvaart. In de Apeldoornse haven werd het steeds stiller. De industrie schakelde massaal over op autovervoer. Bovendien zette de schaalvergroting in de scheepvaart door. De scheepvaart in het noordelijke kanaalgedeelte nam geleidelijk aan dan ook dramatisch af, met uitzondering van het gedeelte van Hattem naar de Berghuizer papierfabriek in Wapenveld. Na diverse studies bleek verbreden en verruimen van dit gedeelte zó kostbaar te zijn, dat deze oplossing geen enkele kans van slagen bood. Dus werd besloten tot sluiting en wel op 1 januari 1962.

Stichting Apeldoorns Kanaal
Nadat het kanaal in 1972 voor de beroepsvaart werd gesloten zijn vele betrokken instanties al jaren op zoek naar een nieuwe functionaliteit voor het kanaal en is thans, 200 jaar na het pleidooi van Daendels, de vraag naar de bevaarbaarheid wederom aan de orde. Bovendien verbindt het kanaal als een markant lint zes gemeenten op het scheidingsvlak tussen de Veluwe en de IJsselvallei.
De betrokken instanties hebben, ieder vanuit een eigen invalshoek en de daarbij betrokken belangen, daarop een andere genuanceerde of nuancerende visie. Dat het kanaal de afgelopen jaren weer volop in de belangstelling heeft gestaan moge blijken uit de vele plannen en beleidsnota’s van de diverse overheden.

Bronnen: www.geheugenvanapeldoorn.nl; www.apeldoornskanaal.com; www.coda-apeldoorn.nl/nl/archief

Papierfabriek De Halve Maan, Halvemaanweg

Aan het kanaal Apeldoorn-Hattem, toen halverwege Apeldoorn en Vaassen, niet ver van de Koudhoornse sluis, was sinds 1857 een papiermolen gevestigd. In 1863 werd het bedrijf door brand verwoest. De Apeldoornsche Courant meldt daarover: Op woensdag 3 aug. brandde de papierfabriek van J.M. Pannekoek aan de 2e schutsluis af. Was verzekerd voor 2800 gulden

Bij besluit van 17 maart 1874 bekrachtigde G.S. de op 2 maart verleende vergunning aan J. Eikendal, die inmiddels eigenaar was geworden: “… tot het bouwen van een door wind gedreven molen tot het malen van papierstof bij zijne papierfabriek staande in de buurtschap Beemte onder voorschreven Gemeente”. 

Koudhoornse sluis in het kanaal Apeldoorn – Hattem. Op de achtergrond de windpapier­molen De Halve Maan. Vernieuwen van de sluis als gevolg van het verbreden van het kanaal; 1881 (foto: Coda Apeldoorn)

De wind­kracht heeft mogelijk de waterkracht vervangen. Op een tweetal foto’s uit 1880 en 1881 aanwezig in het gemeentearchief Apeldoorn – kan men de papierfabriek met windmolen duidelijk zien. De afbeeldingen hebben betrekking op de toenmalige vemieuwing van de Kondhoornse sluis. In 1880 kocht de Noord-Hollandse ondernemer Klaas Schenk de fabriek en doopte hem om in ‘De Halve Maan machinale papierfabriek’, naar de windmolen De Halve Maan die op het terrein stond. Schenk kon bogen op ervaring, want al in 1823 was hij een bedrijf begonnen in Koog aan de Zaan en sinds 1867 huurde hij daarnaast een papiermolen in Vaassen.
In Apeldoorn werkte hij geheel met stoom en de windmolen werd rond de vorige eeuwwisseling afgebroken. 

Papierfabriek De Halve Maan; 1883 (foto: Coda, Apeldoorn)

Het bedrijf specialiseerde zich in pakpapier en heeft ook een aantal jaren een zakkenplakkerij gehad. Toen Schenk het bedrijf overnam, vonden ongeveer tien Apeldoorners werk in de fabriek. Doorgaans mensen uit de directe omgeving, want er waren nauwelijks middelen voor vervoer. De meeste arbeiders hadden aan huis een kleine boerenbedoening waar ze na werktijd nog aan de slag gingen.

De zaken bij de papierfabriek gingen goed, rond de eeuwwisseling werkten er twintig personeelsleden en rond 1935 was hun aantal gestegen naar zeventig. De vooruitgang bleek ook uit het feit dat in 1938 toestemming werd gegeven voor de aanleg van een laad- en losplaats aan de oever van het kanaal. Schenk kreeg allure en werd in Apeldoorn een bekende naam.

Papierfabriek ‘De Halve Maan’, jaartal onbekend (foto: Vereniging Oud Apeldoorn)

Na moeilijke oorlogsjaren, waarin vele machines door de bezetter werden vernield, pakte de firma Schenk de zaken weer energiek op. Al gauw stonden er weer zestig werknemers op de loonlijst. Hierna kabbelde de fabriek rustig voort. Zo af en toe vielen er uit het oud papier achtergebleven munten in de afvalzeef waar de werknemers dan als de kippen bij waren en soms zaten er opwindende boekjes tussen het oud papier waar jonge knullen uit de buurt veel belangstelling voor hadden.

Papiermachine voor het vervaardigen van pakpapier,
in de papierfabriek De Halve Maan; 1923 (foto: Coda, Apeldoorn)

Het waren jaren waarin niet of nauwelijks geïnvesteerd werd, waardoor het bedrijf langzaamaan onrendabel werd. Een grote afnemer van pakpapier liet het afweten en toen Schenk een grote investering moest doen in een moderne waterzuiveringsinstallatie, bleek een winstgevend bedrijf niet langer mogelijk.

In 1976 ging de deur op slot en stonden de werknemers op straat. Via enkele overnames kwam het fabriekspand in 1979 uiteindelijk in handen van Pigmentfabrikant Holland Colours Apeldoorn.
Holland Colours Apeldoorn B.V. ontwikkelt, vervaardigt en levert unieke, klantspecifieke kleur- en verfstoffen.  Zowel vaste als vloeibare kleurstoffen en additieven, die voldoen aan alle relevante functionele, esthetische en verwerkingseisen. HCA creëert innovatieve oplossingen voor ondermeer de verf- en drukinkt, bouw- en verpakkingsindustrie. Het is uitgegroeid tot een bedrijf met vestigingen in Europa, Azië en Noord- en Zuid-Amerika.

Bronnen: www.geheugenvanapeldoorn.nl; www.coda-apeldoorn.nl/nl/archief; www.verenigingoudapeldoorn.nl

De molen van Vorderman, Anklaarseweg

Tot 1972 stond er aan de Anklaarseweg een molen. Al was Zevenhuizen toen nog niet volgebouwd, je kon de molen wel tegenkomen. Vanuit het gebied Zuidbroek had men jarenlang een vrij zicht op de molen.

Molen Vorderman, die stond aan de Anklaarseweg t.h.v. de Mignonstraat. Op de achtergrond nog net een stukje van de hoogbouw aan de Parelvissersstraat; 1972 (foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

De molen werd oorspronkelijk in 1772 gebouwd als één van de acht molens aan de Hoge Boezem te Rotterdam-Hillegersberg en wel de meest zuidelijke. Toen in 1899 het stoomgemaal aan de Admiraliteitskade te Rotterdam de taak van de acht molens overnam (intussen waren dat er door afbranden in 1895 van een molen zeven stuks geworden) werden ze op non-actief gesteld. In mei 1900 werden de gronden met boezems en molens verkocht aan de gemeente Rotterdam. De molens werden doorverkocht aan particulieren, geleidelijk gesloopt en, indien de gelegenheid zich voordeed, elders weer als koren- of poldermolen herbouwd.

Toen deze molen geen functie meer had, werd de molen afgebroken en verkocht aan de firma H. Vorderman, die hem in Apeldoorn aan de Anklaarseweg herbouwde.
In 1951 werd de molen onttakeld en kwam de romp lange tijd ingeklemd te staan tussen pakhuizen. Op 3 september 1972 werd de romp door brand getroffen. Het geblakerde restant werd in 1976 opgeruimd.

Bronnen: www.molendatabase.org; beeldbank.cultureelerfgoed.nl

Terug naar overzicht van De wijk Zuidbroek.